Studebaker

Rond 1900 kregen de gebroeders Studebaker, als fabrikant van huifkarren, opdrachten van autofabrikanten voor het maken van chassis.

Studebaker produceerde vanaf 1902 zelf auto’s, eerst met een elektrische motor. Samen met de firma Garford uit Elyria in Ohio, bouwde men vanaf 1904 auto’s met een verbrandingsmotor, in South Bend, Indiana. Goedkopere modellen voor Studebaker werden vanaf 1908 op de markt gebracht door Everitt-Metzger-Flanders (EMF) uit Detroit.

In 1910 fuseerde Studebaker met EMF en zo ontstond Studebaker Corporation.

In 1925 bezette Studebaker de achtste positie binnen de Amerikaanse auto-industrie en in 1928 kocht Studebaker Pierce-Arrow op.

In de crisisjaren, in 1932, liep de verkoop terug en Studebaker ging failliet. De curators verkochten Pierce-Arrow, er werden nieuwe auto’s uitgebracht met een kleinere motor en in 1935 was het merk weer helemaal terug.

Na de tweede wereldoorlog was Studebaker een van de eerste Amerikaanse firma’s die met nieuwe modellen kwam.

In 1953 ondervond Studebaker problemen omdat het marktaandeel snel terug liep. Om het tegen “de grote drie” van Detroit te kunnen opnemen, fuseerde Studebaker in 1954 met Packard. Zo ontstond de Studebaker-Packard Corporation. In 1956 daalde het aantal verkochte auto’s drastisch. Door de lage omzetten werd in 1956 besloten om de Packard fabrieken en testbaan te verkopen aan Curtiss-Wright. De lage omzetten leidden in 1958 tot het verdwijnen van het eens zo roemruchte merk Packard. Men concentreerde zich toen geheel op de productie in South Bend.

In 1962 is de naam Packard officieel vervallen in de Corporation naam. Eind 1963 werden de fabrieken in South Bend gesloten en in 1964 werd de productie van de Studebaker naar Canada verplaatst, waarbij gebruik werd gemaakt van Chevrolet motoren. In 1965 werden de productierechten van de sportcoupe Advanti verkocht. De productie werd voortgezet door de Advanti Motor Corporation.

Op 17 maart 1966 werd de laatste Studebaker gebouwd.