nash

Charles W. Nash (1864-1948) werd in 1912 president van General Motors, maar het was zijn ambitie om een auto onder z’n eigen naam te bouwen. Hij vertrok bij General Motors en kocht in 1916 de Thomas B. Jeffery Company. Een jaar later veranderde hij de naam in The Nash Motors Company.

In 1920 had Nash last van de depressie, maar herstelde een jaar later.

La Fayette trad in 1922 in dienst en Mitchell in 1924.

In 1932 waren General Motors en Nash de enigste autofabrikanten die dat jaar winst maakten. De miljoenste Nash werd in 1934 gebouwd.

Toen eind jaren dertig Charles Nash met pensioen wilde gaan en een opvolger zocht, werd hem George Mason aanbevolen. Mason was directeur van Kelvinator, de grootste producent van keukenapparatuur in de Verenigde Staten. Mason had als voorwaarde dat Nash Kelvinator moest overnemen en zo fuseerde Nash in 1937 met Kelvinator tot de Nash-Kelvinator Corporation.

Het beste jaar voor Nash werd 1950 met de succesvolle naoorlogse Rambler.

Een ontmoeting op de Queen Elizabeth tussen George Mason en Donald Healey leidde tot de in Engeland gebouwde Nash-Healey, tussen 1951 en 1954.

Mason was van mening dat de kleinere Amerikaanse autobouwers op termijn niet op zouden kunnen tegen de “grote drie”, General Motors, Ford en Chrysler. Daarom fuseerde Nash in 1954 met Hudson om American Motors Corporation (AMC) te vormen, met George Romny aan het roer. De verkopen daalden en in 1957 viel het doek voor Nash.