Pipe

Het bedrijf Compagnie Belge de Construction Automobiles werd in Brussel opgericht door de gebroeders Alfred en Victor Goldschmidt. In 1898 begonnen ze met de fabricage van personenauto's. De eerste auto onder de naam Pipe werd in 1900 in Brussel gepresenteerd, deze was identiek aan de auto's van Panhard & Levassor. Om de bekendheid van het merk te vergroten nam Pipe deel aan racewedstrijden in en buiten België. In 1902 werd een viercilinder sportwagen gebouwd die onder andere meedeed aan de race van Parijs naar Berlijn.

In 1903 werd het bedrijf omgedoopt in Usines Pipe S.A.

Pipe kreeg een goede naam vanwege zijn vooruitstrevende constructie en goede kwaliteit. Vanaf 1905 werden hun modellen tevens onder licentie geassembleerd door NSU en in datzelfde jaar werd begonnen met de productie van vrachtauto's.

Pipe wist het aanvankelijke succes echter niet vol te houden. In 1907 kwam de technisch directeur van Pipe, tijdens een testrit om het leven. De productie van auto's, die in 1907 met 300 stuks juist een hoogtepunt had bereikt, werd opgeschort. Tot 1910 werden alleen enkele motoren voor luchtschepen en vliegtuigen gebouwd.

In 1910 presenteerde Pipe op de autotentoonstelling van Parijs twee nieuwe modellen. Tot de Eerste Wereldoorlog bouwde het bedrijf tamelijk conventionele modellen, al werd in 1912 nog wel een racewagen gepresenteerd met een motorvermogen van 175 PK, zes kleppen per cilinder, en een topsnelheid van 200km/u.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd een groot deel van de fabriek van Pipe verwoest. Na de oorlog werd de fabriek weer opgebouwd, maar pas in 1921 werden twee nieuwe personenauto's gepresenteerd op de Autosalon in Brussel. Ze waren geen succes en het management van Pipe besloot vanaf 1922 alleen nog vrachtauto's te produceren.

In 1930 legden de gebroeders Goldschmidt hun functie neer en in 1931 werd het bedrijf overgenomen door Brossel en onderbracht in de Bovy-Pipe divisie voor lichte vrachtauto's. Tot 1950 werden Bovy-Pipe vrachtauto's geproduceerd.